Over Arnold Schönberg, zijn jeugd, het kwartet in D (1897) en enkele schilderijen
Arnold wordt in Wenen in 1874 geboren als zoon van de Hongaarse schoenmaker Samuel en Pauline, uit Praag. Hij gaat graag luisteren naar openbare concerten en begint met 9 jaar autodidact te componeren. Als hij zijn vader op 15-jarige leeftijd verliest moet hij de school verruilen voor een leerbaan bij een private bank om het gezin te onderhouden. Met een deel van zijn inkomsten bezoekt hij graag opera’s, met name van Wagner.
Met 21 wordt Schönberg als cellist lid van het amateurorkest Polyhymnia waar hij de dirigent Alexander von Zemlinsky leert kennen. Deze zorgt o.a. voor de eerste openbare uitvoering van Schönbergs kwartet in D uit 1897 in de Bösendorfer Saal van de Wiener Musikverein. Schönberg heeft wel enkele compositielessen van Alexander gekregen maar heeft naar eigen zeggen het meeste geleerd door de grote werken te bestuderen van met name Brahms, Wagner, Mahler, Bach en Mozart. Met hulp van Zemlinsky krijgt Schönberg goede contacten in het Weense muziekleven en kan zelfs zijn bankbaantje opzeggen als hij bij een aantal koren dirigent wordt.
Op 27-jarige leeftijd trouwt Arnold met Alexanders zus Mathilde. In de jaren daarna begint hij les te geven aan Anton Webern en Alban Berg, componeert de 1. Kammer-symphonie, Gurrelieder en Pierrot Lunaire, waarvan de uitvoeringen tot grote schandalen leiden. Schönberg introduceert zijn 12-toons-harmonieleer als hij 47 jaar oud is en 12 jaar later (1933) moet hij uitwijken naar de VS.
Sinds 2011 is zijn hele nalatenschap (manuscripten, historische foto’s, zijn eigen bibliotheek) ondergebracht in het Arnold Schönberg Center in Wenen en opgenomen in het Unesco Memory of the World Register.
Het kwartet in D (zonder opusnummer) is een laat-romantisch werk waarin wij, leden van het Pythagoras Kwartet, karakteristieken horen van Brahms, Dvorak en van Zemlinsky, met name uit diens eerste strijkkwartet Opus 4 dat we ook gepeeld hebben. Dit is niet geheel verwonderlijk want Schönberg had zijn eerste kwartet aan Zemlinsky voorgelegd en op grond van zijn adviezen de eerste delen rigoureus aangepast en in het derde deel een aantal van de variaties zelfs “verboden” voor publieke uitvoeringen. In het langzame tweede deel hoor je al de fantastische klankkleuren van zijn strijksextet Verklärte Nachte uit 1899. (Met dit werk zou Schönberg zijn Brahms-periode afgesloten hebben en overgestapt zijn naar de programmamuziek van Wagner, zie wiki).
Ondanks dat Schönberg zijn kwartet in D op vrij jonge leeftijd (23 jaar) heeft gecomponeerd maakt hij het de uitvoerende musici niet gemakkelijk: hij varieert graag in lastige toonsoorten (fis, Fis, bes, Cis, Dis, ces, ..) en laat de vier stemmen regelmatig zeer zelfstandig opereren. Maar hoe mooi is toch het samenklinkende resultaat van dit vroege meesterwerk!
Schönberg schilderde evenmin onverdienstelijk, hieronder diverse zelfportretten en schilderijen. Met onder meer Kadinsky discussieerde Schönberg graag over muziek, schilderkunst en de onderlinge samenhang.