Over Felix Weingartner, dirigent en componist van fantastische strijkkwartetten
Felix Weingartner (1863 – 1942) heeft Oostenrijkse ouders maar zou anno nu in Kroatië geboren zijn. Als op 5-jarige leeftijd zijn vader overlijdt verhuist het gezin naar Graz waar zijn muziektalent al vroeg wordt ontdekt door o.a. Eduard Hanslick (beroemde/beruchte muziekcriticus in de 19e eeuw). Met een studiebeurs gaat hij piano- en compositielessen volgen bij o.a. Carl Reinecke in Leipzig en Franz Liszt in Weimar.
Maar Weingartner wil vooral dirigent worden en begint daarmee in Duitsland, waar hij ook Pjotr Tjaikovski en Hans von Bülow ziet dirigeren. In 1908 volgt hij Gustav Mahler op als dirigent van de Wiener Hofoper maar deze zeer politieke positie houdt hij niet lang vol vanwege zijn compromisloze aard. Wel blijft hij tot 1927 de Wiener Philpharmonische Konzerte leiden.
Daarnaast is hij ook docent aan de Wiener Musikakademie, schrijft publicaties o.a. over het dirigeren, en vervult veel gastdirigentschappen tot in de VS en Zuid-Afrika.
Hij trouwt 5 keer, de laastste keer op 68-jarige leeftijd met een dirigente.
Weingartner componeert o.a. 11 opera’s, 7 symfonieën, een viool- en een celloconcert, liederen en kamermuziek in een laatromantische stijl die verwantschap vertoont met muziek van Max Reger, Richard Strauss en Alexander von Zemlinsky. Zijn werken worden al lange tijd nauwelijks meer uitgevoerd en dat is wellicht het gevolg van zijn moeilijke persoonlijkheid die velen tegen hem in het harnas jaagde. Gelukkig zijn er echter recent enkele symfonieën en kwartetten op CD verschenen. Weingartner is overigens ook de eerste dirigent geweest die heel veel symfonieën op LP heeft laten verschijnen.
Felix Weingartner wordt tot een van de grootste dirigenten van zijn tijd gerekend vooral vanwege zijn duidelijke dirigeerslag en moderne interpretaties waarmee hij zich afzette tegen de hyperromantische stijl van sommige tijdgenoten, zoals Hans von Bülow.
In totaal componeert Weingartner 5 strijkkwartetten. Zijn eerste kwartet (Opus 24, in d, 1898) schrijft hij als 37-jarige (zie foto) en opent met een citaat uit Der Tod und das Mädchen van Franz Schubert. Dit doet hij bewust vanwege het overlijden van het kind van een goede vriend en van Otto von Bismarck, die hij zeer bewondert als vereniger van Duitsland.
Het eerste deel Allegro moderato bevat mooie, contrasterende thema’s. Het langzame tweede deel Adagio assai heeft wel wat weg van Beethovens Adagio uit het kwartet Opus 18/2. Het volgende Scherzo Allegro molto is vol energie en het trio bevat een prachtige, oriëntaalse melodie.
De finale is een Tema con variazione en in de introductie verwerkt Weingartner thematisch materiaal uit het eerste deel. Daarna volgen een mooi 2e thema, diverse sterk gecomponeerde variaties en een bijzondere fuga Allegro inflammato e deciso.